Henriëtte Barsch
Op de achterdeur hangt een briefje met daarop in een sierlijk kinderhandschrift: ’Welkom’ en precies zo voelt het als ik het huis op de Leostraat betreed. Enthousiast komt Henriëtte op me afgelopen. ’Hai Sandy, wat fijn dat je er bent!’ We geven elkaar drie zoenen op de wang. ‘Wil je koffie?’ ‘Heerlijk’, zeg ik en ik loop met haar mee naar de keuken. ‘Lust je een beschuitje met aardbeien?’ Ze haalt het doosje uit de koelkast. ‘Deze zijn van Hollandse bodem en komen zo vers van het land.’ Stralend kijkt ze me aan. Deze lekkernij kan ik niet weigeren. Ik zie hoe Henriëtte zorgvuldig de beschuitjes smeert, de aardbeien wast en ze vervolgens in gelijke plakjes snijdt. Met een dienblad in de hand en druk kletsend beklimmen we de trappen. Het trapgat hangt vol met eigen werk en ik kijk mijn ogen uit.
Boven in het atelier lijkt Henriëtte wel te transformeren. Haar stem wordt zachter, de handgebaren nemen af en het tempo vertraagt. Ik kijk rond in de voor mij nog onbekende ruimte. In de gauwigheid tel ik wel acht verschillende ezels. Aan een kant van de kamer staan diverse doeken naast en achter elkaar. De tubes verf, kwasten en andere materialen liggen netjes gesorteerd in bakken en potten in een open kast. Trots kijkt ze om zich heen. ‘Dit is mijn domein. Hier voel ik me thuis en kan ik volledig mezelf zijn.’ Ze loopt naar een doek met daarop een eerste opzet van een olifant. Ze gaat ernaast staan en raakt het voorzichtig aan. De kop is al goed zichtbaar en is opgebouwd uit verschillende tinten helderblauw. Niet direct de kleur die je zou verwachten, maar juist dat is het mooie eraan. Henriëtte legt uit dat ze aan het experimenteren is om te schilderen met enkel en alleen de primaire en secundaire kleuren. ‘Voorheen schilderde ik met name in realistische tinten, maar hier wijk ik nu vanaf en tot nu toe bevalt het goed.’
Dit schilderij is gemaakt van olieverf. Ik werk met allerlei verschillende materialen, maar olieverf blijft toch wel mijn voorkeur hebben. De pasta-achtige substantie, de geur en er zijn zo veel technieken mee mogelijk. Deze olifant is niet de eerste die ik schilder. Het is wel echt mijn favoriete onderwerp. Ik kan het niet helpen, maar dat dier is zo groot en sterk. Hij straalt kracht uit, heeft een goed geheugen en is enorm intelligent. Het heeft iets machtigs.’ Er verschijnt een twinkel in haar ogen. ‘Tot nu toe heb ik ze alleen nog maar in een dierentuin gezien. Het is een droom om ooit nog eens op safari te gaan, maar ik acht die kans vrij klein. Misschien dan toch nog maar een keer naar Engeland. Dat is een compleet andere reis natuurlijk, maar daar is het ook prachtig. We zijn er inmiddels al zo’n tweeëntwintig keer geweest. Ik heb er echt mijn hart aan verknocht.’
De liefde voor beeldende kunst zat er al vroeg in. ‘Vroeger hing er bij ons thuis een schilderijtje aan de muur niet groter dan een standaard fotoformaat. Ik kan me nog herinneren dat ik als 4-jarig meisje op de fauteuil van mijn vader klom om het schilderijtje goed te kunnen zien. Langzaam ging ik dan met mijn vingertoppen over de bobbelige verf. Ik keek naar het winterse tafereel van een boer en een boerin die een vuurtje stoken in het bos. Bij het kleine oranje streepje hield ik mijn hand dan even stil. De vlammen fascineerden me het meest. Zo’n klein streepje, maar onmiskenbaar het vuur. Niet voor niks is mijn eerste schilderij een boerenlandschap.’ Henriëtte glimlacht en wijst naar het tableau dat op de grond tegen de kast aanstaat.
‘Een jaartje later mocht ik voor mijn kleuterjuf, tevens kunstenares, model zitten. Ze tekende mijn portret en ik was verkocht. Daar ter plekke is mijn liefde voor het tekenen ontstaan. Ik weet nog heel goed dat ik toen dacht: ‘Dit ga ik later ook doen.’ Mijn eerste expositie volgde tamelijk snel. Ik was acht toen ik een mozaïek tekende van wasco. Een kruisbeeld nog wel.’ Henriëtte lacht. ‘Dat zou ik nu niet meer doen. Het werkje heeft een poosje op een tentoonstelling gehangen. Onwijs spannend om het daar zo te zien, maar het voelde tegelijkertijd ook zo goed. Toch heeft het vervolg nog even op zich laten wachten.’
De telefoon gaat: ‘Hai lieverd met mama. Oh leuk. Ja wat goed zeg.’ Hoor ik haar met een warme stem zeggen. ‘Zeg Henriëtte mag ik je zo even terugbellen. Sandy is hier nu voor het interview. Ja heel erg leuk. Je leest het wel als het af is. Oh wat fijn. Nou dag lieverd. Ik houd van je! Tot straks.’Henriëtte legt de telefoon neer. Haar blik blijft nog een paar seconde op het toestel gericht. Dan kijkt ze me recht aan en zegt: ‘Ondanks dat schilderen echt mijn passie is geniet ik nog wel het allermeest van de kinderen en kleinkinderen. Ze wonen niet om de hoek, maar we zien ze gelukkig regelmatig. De kleinkinderen komen vaak logeren en dat is altijd zo’n feest. Laatst heb ik gewoon een hele middag hierboven gezeten. Ik had een bak met knopen omgegooid en die hebben we met draad en naald aan oude lappen stof genaaid. Zo simpel, maar het was zo kneuterig en fijn. Jaarlijks gaan we ook met ieder gezin een weekendje weg. Het is zo lekker om ze dan de volle aandacht te kunnen geven. Dan voel ik me zo trots en gelukkig.’ Haar ogen staan vol liefde en ik voel de mijne vochtig worden. Een kort moment spreken we zonder woorden.
Dan zijn we weer terug in het hier en nu en gaat Henriëtte verder. ‘Ik ben altijd blijven tekenen en creëren. Na de basisschool heb ik de mulo gedaan. Mijn vader was heel lang bakker. Daar heb ik warme herinneringen aan. Zelf wilde ik heel graag het onderwijs in, maar mijn ouders besloten dat het beter was als ik in de winkel kwam werken.’ Henriëtte’s ogen staan doffer dan zoeven en haar kaken verstrakken. We hadden thuis een groot gezin en er moest toch brood op de plank. Op het terrein waar nu de grote modewinkel ‘van Tilburg’ is gevestigd, hadden mijn ouders vroeger de eerste supermarkt van Nistelrooi. Daar heb ik dus jaren gewerkt.’ Henriëtte kijkt even van me weg.
Dan herpakt ze zich en gaat verder met haar verhaal. ‘Op mijn zeventiende leerde ik Albert kennen.’ Haar ogen krijgen weer wat meer kleur en haar mondhoeken krullen iets omhoog. ‘Drie jaar later zijn we getrouwd. De eerste periode hebben we bij zijn ouders ingewoond. Nijmegen was echt een verademing voor mij. Ons eerste huis was een flatje, driehoog in Heesveld. Ik ben tijdelijk ergens op een kantoor aan de slag gegaan en we waren zielsgelukkig. Binnen een jaar werd ik zwanger van Henriëtte. We zijn toen van Nijmegen naar de Heilige Stoel in Wijchen verhuisd. Daar hebben we dus vier jaar naast jouw ouders gewoond.’ Ze schenkt me een warme glimlach. Robbert kwam en na een paar jaar zijn we op de Kraaijenberg terechtgekomen. Daar hebben we het maar liefst tweeëntwintig jaar volgehouden en nu dus hier.’ Ze spreidt haar armen om aan te geven dat hier ook echt hier is. ‘Dit huis is echt een fijne plek en Alverna voelt ontzettend goed. Albert en ik zijn hier erg gelukkig, net als met al het andere wat we samen delen. Kun je het geloven, we zijn inmiddels al ruim vijfenveertig jaar getrouwd. Allebei doen we lekker ons ding en we laten elkaar volledig vrij. Tegelijkertijd genieten we ook van het samen zijn. Ja ik ben wel echt dol op hem.
Op het moment dat de kinderen ouder werden ben ik gaan poetsen en uiteindelijk kwam ik bij La Verna terecht. Ik kan me nog herinneren dat ik op de fiets naar het bejaardentehuis toe gewoon droomde van kwasten en schilderen. Zo miste ik het en toen sloeg het noodlot toe. Door een val bij vrienden in de garage kwam ik met ernstige rugklachten thuis te zitten. Dagelijks had ik hevige pijn. Zeventien jaar lang heb ik medicatie geslikt, ben ik naar fysiotherapie geweest en noem het maar op. Conclusie van de artsen: scoliose, slijtage en een instabiele rug. Net op het moment dat ik dacht dat ik echt alles had geprobeerd verwees een goede vriendin mij door naar een chiropractor. Door hem belande ik onverwachts van de hel in de hemel. Hij heeft het voor elkaar gekregen dat ik nu al jarenlang van mijn klachten af ben. Ik zie hem nu al tien jaar.’
Henriëtte schenkt de kopjes nog een keer vol. ‘Het ongeluk was in 1991. Albert werkte in die tijd wel zeventig uur per week. Ik heb die periode benut door bij mezelf te rade te gaan wat ik nou echt wilde gaan doen. Na enkele jaren besloot ik om mijn hart te gaan volgen. Zo ben ik op drieënveertigjarige leeftijd bij de Lindeberg nog een opleiding gaan doen.’ Haar ogen glimmen. ‘Na drie jaar heb ik mijn diploma’s behaald voor tekenen en schilderen. Aansluitend heb ik nog een jaar ‘portret en model’ gedaan. Ik kreeg vakken als kunstgeschiedenis, de diverse stromingen kwamen aan bod en uiteraard veel praktijkinformatie. Iedere week kregen we een huiswerkopdracht en geloof me die waren behoorlijk uitdagend. Zo kregen we een keer een opdracht mee waar licht, beweging en compositie in moest zitten, maar het mocht niet worden geschilderd.’ Later zie ik het resultaat beneden aan de muur hangen. Het zijn een aantal clowntjes diagonaal op een rij, de kleuren gaan van licht naar donker en de armen lopen in elkaar over. Wat een creativiteit.
‘Na de opleiding ben ik begonnen met lesgeven. In 2006 heb ik ‘de Kleurencirkel’ opgericht. Dit is een vereniging in het dorpshuis de Oase. In ruil voor een contributie geef ik daar les aan meestal wat oudere mensen. Verder komen er meerdere keren per week wat groepjes mensen hier naar het atelier. Ik word zo ontzettend blij om de kennis die ik zelf heb opgedaan te delen met mensen die ook genieten van het vak.’ Ze glundert hierbij van oor tot oor. ‘Het is innoverend en zo persoonlijk wat iemand in een schilderij kwijt kan. Het is niet voor niks dat de gemoedstoestand van iemand invloed heeft op de kleur van dat moment. Ik vind het heerlijk om de cursisten uit te dagen. Ik geef veel positieve kritiek, gerichte opdrachten en ik stuur vooral op het proces.
Er gaat bijna geen dag voorbij waarin ik niet zelf even de kwast oppak. Al is het soms maar voor tien minuten. Het lukt helaas niet altijd, maar die dagen zijn gelukkig wel zeldzaam.’ Ze kijkt naar het werk schuin achter zich. ‘De stijl waarin ik het liefst schilder is toch wel het impressionisme. Vandaar ook dat Renoir wel een van mijn favoriete schilders is. Zijn stijl spreekt me het meest aan. Ken je hem?’ Nog voordat ik antwoord kan geven pakt Henriëtte achter zich een boek en laat ze me wat werken van hem zien. Ik zie meisjes in zwierige jurken compleet met parasols, bootjes met elegante vrouwen, landschappen in pasteltinten en ga zo maar door. ‘Deze stijl spreekt me vooral aan, omdat je hierin zo mooi met het licht en de schaduw kan spelen. Het is een impressie die op een realistische manier is weergegeven.’
Dan kijken we op de klok en zien we dat we al ruim twee uur in gesprek zijn. De tijd is voorbijgevlogen. We lopen naar beneden en onderaan de trap zie ik nog een prachtig kunstwerk staan. Het is een houtblok met op de ene kant een olifant en aan de andere kant een vlinder. Het staat op een pilaar voor de spiegel, zodat je het contrast van kracht en kwetsbaarheid in een oogopslag kunt zien.
Ik bedank Henriëtte voor haar openheid en het fijne gesprek. Zo bijzonder dat ik haar al mijn hele leven ken en haar nu pas voor het eerst echt heb gezien. We geven elkaar een dikke knuffel en vol nieuwe indrukken loop ik naar buiten.
Tekst: Sandy Theunissen; www.jouwtekstschrijver.nl
Foto: Henk Hulshof